Traduceri: EEN LAND MET VELE OMSCHRIJVINGEN

Toen ik in april 2003 door Rodica en Henk werd uitgenodigd om samen Nederland te bezoeken, heb ik mezelf natuurlijk de vraag gesteld wat ik van dit land wist alvorens encyclopedie’en, atlassen, albums of historische boekwerken te raadplegen.

Ik realiseerde me onmiddellijk dat Nederland een land van omschrijvingen is. Het is het land van tulpen, dijken, windmolens, klompen, asperges, kazen, hollands linnen, kant, het land beneden de zeespiegel zonder bergen, het meest bevolkte van de wereld (qua bevolkingsdichtheid), het land van Rembrandt van Rijn, Vincent van Gogh, Vermeer van Delft, Piet Mondriaan en van M.C. Escher.

Duikend in mijn herinneringen ontmoette ik opnieuw de illustraties uit geschiedenisboeken, gravures die vertellen over de “wreedheden van de spanjaarden in de lage landen”, Siger van Brabant, de latijns sprekende vlaamse filosoof vereeuwigd door de goddelijke Dante in Het paradijs, Didier Erasmus (uit Rotterdam) met zijn Lof der waanzin, Multatuli, bij ons vertaald en in grote oplage verschenen, met zijn Max Havelaar, Hieronymus Bosch (een van mijn liefste schilders), Frans Hals.

Verwonderlijk of niet, we weten meer over wetenschapsmensen dan over schrijvers. In feite, wie heeft niet gehoord van Mercator en zijn lengtegraden terecht verbeeldende gelijkwaardige parallellen met breedtegraden zijnde loodlijnen op de meridiaan (de beroemde projectie van Mercator)?

Of van Baruch Spinoza , de filosoof die lenzen slijpt, maar ook een werk als Etica en een politiek traktaat schrijft die bevruchtend werken op de gedachten van Fichte en zelfs Hegel?

Of van de jurist Hugo Grotius (de Groot), die aan het begin van de XVII-e eeuw Mare liberum schrijft, een werk waarin hij de vrijheid op zee verdedigt?

Of van Laurentz, wie we de theorie van de electronica van de materie verschuldigd zijn; van Van ‘t Hoff Jacobus Henricus, de schepper van de stereochemie; van Van der Waals Johannes, die een theorie gaf aan de moleculaire aantrekkingskracht en men verwart met Van Musschenbroek, de uitvinder van de Leidse fles, voor de eenvoudige reden dat beiden in dezelfde stad geboren werden? (Waarna beiden verward worden met Van der Graaf, de man van de statische electriciteit, inclusief zijn apparaat dat lyceisten emoties geeft, met Graaf Reiner, de fysioloog die de follikels ontdekte, die zijn naam dragen).

Vervolgens was er nog Huygens Christiaan, die met de pendule, met de ondulatie-theorie van het licht met het effect van een spiraal, resulterend in zijn onthulling van de ongeziene magische ringen van de planeet Saturnus.

Daarna waren er nog de “Nobelisten” Kamerlingh Onnes (maakte helium vloeibaar), Debye Petrus, Zeeman Pieter (hebben de werking van magnetische velden over licht gedemonstreerd), Eijkman Christiaan (heeft de eerste onderzoekingen op het terrein van de vitamines gedaan), Hugo de Vries (botanicus), schrijver van de mutatie-theorie……

En om deze indrukwekkende lijst af te sluiten, komt alsof uit de mist tot mij de naam van Willibrord Snelius, ook in Leiden geboren, de uitvinder van de triangulaire geodesie en, samen met Descartes, ontdekker van de wetten van refractie.

De lijst teruglezend, begin ik te geloven dat Nederland een land van “licht” is, wanneer tot zelfs wetenschappers zich bezig houden met deze dubbele werkelijkheid (materie-deeltjes of electro-magnetsche golven?) Ik schrijf “tot de wetenschappers”, omdat schilders sowieso verplicht zijn rekening met het licht te houden. Waarom anders is de bijnaam van Rembrandt “de koning van het licht”?. Was het niet vanwege het licht dat Van Gogh naar Arles ging en Vincent werd?

Later in de faculteit bestudeerden wij Johann Huizinga met zijn formidabel werk Ondergang der middeleeuwen, een klassiek werk tot op heden onovertroffen, maar ook Homo ludens, een wat minder beroemd werk, maar waaraan velen die , toegegeven of niet, origineel willen zijn zich laven, of, alstublieft, de indruk willen wekken origineel te zijn.

En dan was er nog in Den Haag en Amsterdam de school voor de nederlandse taal met buitengewone leraren, waarvan enkele roemenen.

Jaren geleden werd ik uitgenodigd om in Piatra Neamt het tentoongestelde werk van een professor in de schilderkunst van de Haagse universiteit voor beeldende kunst te openen. Naast mij, tijdens de feestelijke opening, de kunstcriticus Valentin Ciuca en de academicus Zoe Dumitrescu-Busulenga. Een talrijk publiek, dat zelfs de gangen van het Kunst-museum vulde. Ook de (toenmalige) roemeense ambassadeur in Nederland, Marin Buhoara. Wat de meeste indruk op mij maakte was de manier waarop de expositie was georganiseerd, de aandacht voor details. Het was de eerste keer dat ook ons Ministerie voor Buitenlandse Zaken er zich in mengde en mij verzocht vooraf een zeer gedetailleerd curriculum vitae op te stellen. Een teken dat nederlandse kunst niet zomaar altijd overal heen gaat. En er was geen sprake van Van Gogh….

En vanzelfsprekend sport, in de eerste plaats voetbal met Ajax, Amsterdam, Feyenoord, Totterdam, P.S.V., Eindhoven, met Oranje (“portocala mecanica”), die twee keer vice-wereldkampioen werden, in de jaren ’70 met schaatsers, wielrenners, hockey’ers, met een Anton Geesink, die in 1964 in Tokio de japanners met judo vernederde in de categorie zwaargewichten en alle inwoners van het “land van de rijzende zon” in rouw dompelde. Later werd hij door zijn geboortestad (ik dacht Utrecht), samen met volleyballers, die olympisch- en wereldkampioen werden, geeerd door het vernoemen van straten.

Ik herinner me vervolgens nog de migratie naar het zuiden van Frankrijk op de autoroute Parijs-Marseilles, waar nederlanders met auto’s met of zonder caravan op vrijdagen en zondagen (tegengestelde richting) in de meerderheid waren.

Wij komen de nederlandse kunst in alle musea van de wereld tegen:het Louvres, het museum d’Orsay, de Hermitage in St. Petersburg, in vele andere musea van Moskou, Wenen en zelfs van Boekarest of Sibiu. (Verbazingwekkend is de verspreidingskracht van de werken van nederlandse meesters: in 1989 waren dit soort werken in de U.S.S.R. te vinden in: Leningrad, Moskou, Riga, Kiev, Odessa, Saratov, Harkov, Ulianovsk, Tallinn, Lvov, Sebastopol, Kalinin, Krasnodar, Irkutk, Kaluga, Jitomir, Erevan, Kuibisev, Tambov, Kursk, Riazan, Voronej, Paclocsk, Petrodvoret ! En er is sprake van honderden werken !)

Zeker, er circuleren ook een aantal legenden over drugs-verslaafden, homosexuelen en lesbiennes, omdat Nederland een centrum is voor drugs en prostitutie en Amsterdam de hoofdstad is van dit vrije en en libertijns land.

Over het nederlandse kolonialisme weten we heel wat minder zaken; we weten dat de hollanders in Japan kwamen, in Indonesie, dat zij koloniseerden, in Amerika en zelfs boven de poolcirkel, dat Barentsz de archipel Spitsbergen ontdekte en de zee die zijn naam draagt, daarbij zich nestelend tussen zovele andere beroemde zeelieden, grieken, feniciers, portugezen, engelsen, noren, denen, russen, van de oude Odyssee tot aan Magelan. Maar slechts zij, de hollanders, hebben een verdoemd zeilschip, een fantoom en een hollander, zonder naam, zonder identiteit, alleen met zijn bestemming, vechtend tegen de stormen, meridianen en parallellen, geweldige golven en vriendelijke of vijandige constellaties, dood of levend, maar zeker eeuwig, op weg gegaan als ware het zonder een begin en zeker zonder een eind. Het is, geloof ik, een van de mooiste legenden over het bestaan van de mensheid en de reiziger, naast zulke als de Odyssee en Ghilgames. Het is, waarschijnlijk, de mooiste van alle, omdat het de andere twee omvat.

Dan de namen van de provincies: Friesland, volop mist en stil ( Frisia non cantat – Friesland zingt niet), ogenschijnlijk droevig maar vol met legenden. Brabant, meer levendig, zuidelijker, liefdevol (met een Genovieve op de lijst van beroemde geliefden), Limburg of Groningen, Flevoland of Zeeland en, voor alles Noord- en Zuid-Holland, in totaal 12 provincies. Zeer verschillend in kledingdracht, klimaat, landschap, maar verenigd in een waarlijke geestelijke implosie, die alleen maar een nederlander kan realiseren.

En dan nog twee historische momenten van slechts een kort aantal jaren terug: het barbaarse bombardement van Rotterdam door de nazi’s en de watersnood van 1953.

Nederlanders hebben weinig feestdagen: slecht negen: 1 januari (Nieuwjaarsdag), maart-april (Pasen), 30 april (Koninginnedag), 4 mei (Dodenherdenking), 5 mei (Bevrijdingsdag), 40 dagen na Pasen (Hemelvaartsdag), 7 weken na Pasen (Pinksteren), 5 december (Sinterklaas) en 25 en 26 december (Kerst). En noteer van deze dagen is een gewijd aan de weerstand tegen de nazi’s! De nederlanders vergeven, maar vergeten niet. En na de watersnood van 1953 hebben de nederlanders zichzelf gezworen dat hun dijken nooit meer zullen bezwijken. Voor meer dan 50 jaar hebben ze woord gehouden.

Twee beelden zijn me bij gebleven als obsessieve metaforen, als angstwekkend, verwonderlijk door de binding met culturele evenementen uit mijn jeugd. Het eerste is muzikaal, verbonden met een buitengewoon orgelconcert in de Zwarte Kerk van Brasov. De organist speelde een Toccata en een Fuga in Re van J.S.Bach, en ik voelde me alsof de muren van de kerk over me heen vielen; ik verborg me onder enkele houten banken, rillend, met gesloten ogen tot de muziek ophield. Het tweede is verbonden met het schilderij De Kindermoord van Pieter Breugel. In mijn herinnering houd ik nieets anders dan een kinderhandje, afgehakt, liggend in de sneeuw. Ik weet dat het schilderij zich in Wenen bevindt in het Kunsthistorisch Museum. Misschien was het schilderij uitgeleend aan het Brukenthalmuseum; misschien heb ik een copie of een replika gezien. Wat erook van moge zijn, dit schilderij heeft met lange tijd vervolgd, hetzelfde als de vraag: waarom werden de kinderen gedood?

En een laatste beeld: ik ben een adoloscent en we reisden met de trein van Boekarest naar Ploiesti. In mijn compartiment was nog een meisje, een of twee jaar ouder dan ik, zoals ik vernam reizend naar Brasov en daarna naar Transsylvanie, aldus een toer door Roemenie makend. Ik kwam erachter dat zij nederlandse was en vroeg haar wat zij van Roemenie vond. Ze antwoordde me eenvoudig: een mooi en wild land. Ik was verbaasd. De streek waar wij door reden was een van de meest geindustrialiseerde met rafinaderijen, fabrieken en cementindustrie. Hoe moet Nederland eruit zien als dit landschap, dat volgens mij verstikt was met industrie, slangachtige zilveren fabrieksinstallaties, gas- en oververhitte water-leidingen of aardoliepijplijnen het meisje als maagdelijk en wild voorkwam? De vraag heeft me lang bezig gehouden zonder een geschikt antwoord te vinden…….

 

Iemand zegt dat democratie de institutionalisering van de tirannie is. Nederland is een democratisch land en je vraagt je af waar de tirannie begint. Een eerste antwoord zou kunnen zijn: in Nederland moet iedereen werken. En ik geef u twee, naar ik meen, betekenisvolle voorbeelden. Me op een brug in Rotterdam bevindend heb ik in het water een verhoging gezien, die zorgvuldig door passerende bootjes werd vermeden. Het was het begin voor een nest. De nederlanders hadden een stukje land gemaakt, het aan de vogels overlatend het eigenlijke nest te bouwen. Zeker ze hadden ook best een nest kunnen maken, maar wat had de vogel dan nog te doen. Ze zouden lui worden, misschien zelfs vergetend hoe een nest te bouwen, ze zouden in het beste geval onnozele tamme vogels worden, totaal afhankelijk van de mensen. Nee, in Nederland moeten zelfs de vogels werken voor hun eigen geluk en toekomst.

Een ander voorbeeld: Niet iedereen kan zomaar in elke stad wonen. Je moet bewijzen dat je je geld eerlijk hebt gekregen en verdiend en dat het geen zwart of witgewassen inkomen is. Een van de ene op de andere dag rijk geworden persoon kan niet verwachten dat hij zonder meer een bouwvergunning krijgt voor een woning in het centrum, hoeveel geld hij of zij ook moge hebben.

Op Koninginnedag worden kinderen kleine straathandelaars, die hun spulletjes aan voorbijgangers verkopen, sommigen naief, sommige fouten makend, anderen zelfs concurrerend. Niemand koopt hun spulletjes vanwege genegenheid; in tegendeel, de onderhandelingen kunnen erg hard zijn. Op deze manier, voor ons overigens verbazingwekkend, wordt het kind zich beter bewust van de werkelijke waarde van het geld tot aan het waarderen van werk.

Ik heb me afgevraagd met welk land in de wereld Nederland kan worden vergeleken (vanzelfsprekend is het uniek, maar een analogie werkt altijd). Een eerste antwoord zou Japan kunnen zijn. Dezelfde strijd met water, land, dezelfde dialoog tussen water en land, dezelfde zorg voor detail, het werken met toewijding, dezelfde orientatie op hogere techniek. Nederland kan ook als een archipel gezien worden, evenwel een archipel van stukjes veld.

Een andere vergelijking kan gemaakt worden met Zwitserland. Ook Zwitserland is een waterkasteel. Ook Zwitserland heeft een aantal produkten die het wereldfaam brengt zoals chokolade en messen. En ook Zwitserland produceert kaas van de hoogste kwaliteit en heeft een respectabel PIB. Uitgezonderd dat Zwitserland een bergland is, net als Japan.

Of misschien Denemarken, wat ook een koninkrijk is en een land dat ten volle energie van windmolens benut en gepreoccupeertd is met ecologie…….

Geleidelijk word ik me bewust dat Nederland uniek blijft, elke vergelijking met een ander land veroorzaakt te grote risico’s qua manier van denken.

Het gezegde “elke vergelijking is riskant, inclusief deze”, komt in mij op.

Niettegenstaande dit neem ik het risico van enige generalisaties: meer inspeciaal over nederlanders.

Nederlanders zijn lang, soepel met krachtige en lange spieren, welgevormd, zwijgzaam met een humor die door zijn directheid, snelheid en snedigheid gemakkelijk verward kan worden met ironie. Trots op wat men doet, gemakkelijk wat overdreven (maar wie neemt de maat?), als in het beroemde gezegde met een vergelijking met een vers uit Genesis: “God schiep de wereld; enkel Holland is geschapen door de hollanders”. Of de roemeense variant van dit: “Deus mare fecit, batavus litora.” (God schiep de zee, maar de bataaf het land). Of een ander, wellicht nog ongeloofwaardiger en zich wendend tot de andere stervelingen: “Geef me wat u niet nog heeft en ik zal weten wat ik met de resten kan doen”.

Het is duidelijk dat men grappen over Nederlanders heeft gemaakt voor wat betreft de zogenoemde manie voor schoonmaken, zodanig dat een engelse reiziger dit in een schrijven bevestigde: “Zij maken hun huis beter schoon dan hun lichaam en hun lichaam schoner dan hun ziel”.

Of, zoals overste Sartre, die Nederland aan het eind van de XVIII-e eeuw bezocht, opmerkte: Zij sterven vaak liever van de honger temidden van hun glanzende potten en pannen dan iets te bereiden dat die orde zou doorbreken”.

Hier worden twee zaken aangevallen die als typisch nederlands worden beschouwd: de eenvoudige maaltijden en het klaarblijkelijk gemis aan een specifieke cult rondom het eten.

IK voel me genoodzaakt advocaat voor de nederlander te zijn: de nederlander eet niet veel, maar degelijk, zonder krenterigheid de beste dingen kiezend. Welk belang moeten we vandaag hechten aan het feit dat Rembrandt in zijn hele leven niets anders gegeten zou hebben dan kaas, brood en haringen?

Belangwekkender is wellicht het feit dat een spanjaard, gezonden om met de nederlanders te onderhandelen, verklaard zou hebben dat Nederland onoverwinnelijk is, nadat hij had gezien wat de nederlandse afgevaardigden gedurende enkele weken aten en hij hun simpele manier van leven bewonderde. Nederlanders zijn mogelijkerwijs geen slaaf van hun eigen buik, maar geen geheelonthouders noch gierigaards.

Ook het gebrek aan religieuziteit van de nederlander is niet echt: bewijs is het aantal en de grootte van de kerken in Nederland. Ze zijn geen strikte godvruchtige gelovigen: religie is slechts een van de problemen in hun bestaan. Als elke heilige van de kalender gevierd zou zijn, was er nooit sprake geweest van Holland. En nog wat: de nederlander was en is een visser of een zeeman. De kerk neemt hij met zich mee in zijn ziel, omdat hij hem op zee niet kan bouwen,,,,,,,,,,,

Nederlanders zijn lang, gewoonlijk blond met lange benen en blijven ook na hun 20ste mooi, in de eerste plaats dankzij sportbeoefening, de tweede religie van de nederlander. Ze zijn onafhankelijk, trouw, houden van kinderen en familie en het is niet toevallig dat Nederland het dichtsbevolkte land van de wereld is geworden.

Wat mij als een nationale karakteristiek van de nederlanders voorkomt is het ontbreken van vooroordelen: wat ze doen doen ze met overtuiging, zonder zich af te vragen of het soms anderen schokt. Ik heb overgrootouders blijmoedig fietsend gezien net als kinderen van vijf-zes jaar, zonder dat de politie of de publieke opinie opmerkingen maakt. Het gebruik van drugs is experimenteel gelegaliseerd, onnatuurlijke relaties tussen mensen van dezelfde sexe, worden normaal, dan wel op zijn minst tolerabel geacht en leidden niet tot een nationale hysterie en ik geloof niet dat Nederland minder homosexuelen of lesbiennes heeft dan, laten we zeggen, Frankrijk.

Ze zijn niet bang voor de toekomst, omdat ze met werk hun dagelijks brood verdienen.

Ik heb geen volk ontmoet dat zo gelukkig is als de nederlanders. Opgewekt, wat bedaard en dankbaar, opgeruimd en levenslustig, gezond en actief, langlevend en welvarend. En dat geluk is van hun gezichten af te lezen. Ik heb geen nederlander gezien met een zorgdoortrokken gezicht, met andere rimpels dan die die bij de leeftijd horen. En geluk is de krachtigste bron van energie.

Het devies van de musketiers van Dumas “Allen voor een, een voor allen” zou het devies van Nederland kunnen zijn. Denk eens aan die formidabele “portocala mecanica”, het nederlandse voetbal-team van de jaren zeventig, dat aanviel “als troep”, aanvallen met zijn allen en verdedigend hetzelfde, op die manier een waarlijke revolutie in de strategie van deze konings-sport teweeg brengend.

De nederlander denkt veel en werkt lang. Hij lijkt langzaam, een volgeling van “festina lente”, slechts de snelle en snijdende humor verraden de reactie-snelheid.

“Er is een tijd voor alles”. De nederlander programmeert zijn bestaan op de korte, midden, lange en ……..nog langere termijn.

Hoewel hij de beurs heeft uitgevonden, houdt hij niet van risico’s, hij voelt zich beter met een langzaam maar zeker groeiend gewin. Grote vermogens maakt men niet van de ene dag op de andere, noch verdwijnen ze in een enkele nacht.

Misschien is het grootste geheim van de nederlanders niet werken. Ook anderen werken tot ze uitgeput zijn, tot ze zich de rug breken, tot ze beestachtig worden. In Afrika, in Zuid-Amerika, in Azie of zelfs in Europa. Maar gedesorganiseerd, inefficient, verschuivende accenten, voorraden voedend en slechts half-fabrikaten voortbrengend.

Zelfs hi-tech, zonder hetgeen het moeilijk is zich de ontwikkelingen in het III-e milennium voor te stellen, is niet het grootste geheim waardoor Philips van een eigennaam een algemeen begrip werd.

Ik denk dat het grootste geheim van de nederlanders organisatie is. Perfect, gebaseerd op een vrij aanvaarde, maar ijzeren discipline. Van hieruit vloeit alles matematisch voort.

Organiseren betekent, wellicht paradoxaal, vrijheid

Maar je kunt niet vrij zijn als je arm bent. Als gevolg moet je dus werken om te verdienen. Jij en ook degene naast je. Voor jezelf, voor hem, voor de anderen. De filosofie is eenvoudig, banaal, maar moeilijk in de praktijk te brengen. Werken, zelfs als de chef je niet ziet? Waarom niet een beetje matigen? Uiteindelijk doet jouw laspuntje er niet zo toe en men ziet het niet. Zo denkt de nederlander niet.

Verder is er, ook als een uitdrukking van vrijheid, de geest van rechtvaardigheid.

Je met wat minder tevreden stellen, begrijpen dat je niet alles moet nemen, dat je ook anderen wat moet laten opdat ook zij gelukkig zijn, is een bewijs van wijsheid. Nederlanders hebben niet veel milliardairs van carton om de eenvoudige reden dat deze niet in het systeem kunnen overleven, zijnde, hoe vreemd het ons ook moge schijnen, enkele paria’s, verbannen naar de periferie van het bedrijfsleven en de samenleving.

Ik heb in Nederland geen dronkaards en bedelaars gezien.

Misschien zijn ze te vinden in de havens, in wie weet welk bruin café een zeeman zijn heimwee verdrinkt met een vermouth of een dubbele nagemaakte vodka. Wie weet? Maar in restaurants, café’s, bars, bierlokalen, wijnkelders heb ik geen beschonken slechte taal uitslaande nederlander gezien. Waarna ik met zekerheid herhaal dat ik geen bedelaar heb gezien. Of ze waren zo goed vermomd als musici, clowns, ongeschoolde arbeiders, dat ze zelfs mij voor de gek hebben gehouden.

Dit betekent niet dat er geen gehandicapten in Nederland zijn. Maar hun bescherming is zo goed geregeld, dat zelfs gehandicapten zich niet al te bewust zijn dat ze gehandicapten zijn. Een enkel voorbeeld: bij een verkeerlicht in Rotterdam wordt het groene voetgangerslicht begeleid door een geluidssignaal. Ik begreep niet wat dit was en kreeg uitleg: het is een voetgangersoversteekplaats en het geluidssignaal is voor blinden. Blinden zien niet, maar horen. En op het moment dat ik de uitleg kreeg heb ik een heer met donkere glazen en een witte stok in de hand rustig en nonchalant zien oversteken. Het geluidssignaal is er ook voor de chauffeurs en duurt wat langer dan het groene licht. Geen chauffeur waagt het op te trekken tot het geluidssignaal in gestopt.

Men zegt dat er in Nederland een groot tekort aan parkeerplaatsen is. Ondanks dit bestaan er voldoende vrije plaatsen in de parkeergarages. Maar geen nederlander denkt eraan deze te bezetten, omdat deze plaatsen gereserveerd zijn voor gehandicapten. Men zou zich diskwalificeren in de ogen van anderen en waarschijnlijk zijn de boetes zeer hoog. Gehandicapten hebben overal toegang: in trams, treinen, speciale taxi’s, winkels, liften. Ze worden gerespecteerd en zelfs geholpen, maar slechts dan wanneer het inderdaad nodig is.

Bij het overvaren met een pont wachten de auto’s rustig in volgorde van aankomen. De enige die probeerde op een “handige” manier zich voor te dringen was een fransman. Hij werd direct bestraft door twee grote auto’s, die hem van voren en achteren blokkeerden en de fransman was de laatste die de pont op reed.

De sociale voorzieningen functioneren waar je ze het minst verwacht. Overal zijn er kortingen, worden jongeren: kinderen, leerlingen en studenten, evenals oudere mensen aangemoedigd. Een grappig voorbeeld in deze: ergens geeft men een korting voor 65-plussers. Een kennis van ons betaalt de volle prijs, omdat hij 65 minus …… twee dagen is! Niemand, behalve zijn eigen geweten, had hem gecontroleerd. Maar het respect voor de eigen persoon was belangrijker dan de twee Euro die bespaard had kunnen worden.

Niemand denkt eraan een ander te beduvelen, de staat op te lichten, danwel een onverdiende gunst te verlenen.

De tolerante geest manifesteert zich ook ten opzichte van vreemdelingen. Er bestaan, welzeker, ook wat verklaringen: Nederland heeft vele havens, havens voeren vele vreemde zeelui aan en, tegelijkertijd, is Nederland lange tijd een koloniale mogendheid geweest. Vanuit de kolonies kwamen voldoende vreemdelingen. Zodoende heeft de nederlander zich door de tijd aan vreemdelingen gewend. Ik heb geen gebaar gezien dat op racisme duidt, een geest van superioriteit, misprijzing, xenofobie, intolerantie. Nederlanders maken geen onderscheid tussen een engelsman en eebn marokkaan, tussen een amerikaan en een roemeen, tussen een rus en een vietnamees. Allen zijn gasten en krijgen gelijke aandacht. Welsprekend, zo lang als men werkt en de wet respecteert.

Nederlanders zijn eenvoudig, direct, bewandelen geen omwegen, ze begrijpen anderen, behept met zoveel orde en precisie. Ze vragen hen niet om als een echte nederlander te denken en te handelen.

Ze zijn niet gierig, maar zeer berekend. Ze verspillen niets. Niets gaat verloren, alles wordt herwonnen, omdat alles wordt recycled. Het natuurlijke water is helder als de fjorden. Zodanig dat de term schoon water in Nederland een tautologie is.

De kleding van de nederlander is een gemakkelijke, niet onbedingd elegant. Ze hebben veel smaak, maar wisselen geen kleding louter voor de mode.

Ze houden bijna net zoveel van cultuur als van vrijheid. Cultuur heeft hen gered door de tijd heen. Cultuur heeft hen, reeds vanaf de gouden eeuw in de wereld een plaats gegeven. Cultuur is een zeer rentabele zaak en, dientengevolge, investeren nederlanders veel geld in cultuur. Men verdient in de eerste plaats veel aan cultureel toerisme en dat is essentieel.

We hebben hier geen tijd nog plaats, maar ik zou voldoende argumenten hebben die bevestigen dat de nederlandse cultuur niet beperkt is tot schilderen en grafische kunst. Het land heeft jaarlijks meer dan 4.500 verschillend theater uitvoeringen, in de Academie van Amsterdam een sectie voor tijdschriften en cabaret, choreografen als Sonia Gaskell, Rudi van Dantzig, Jiri Kylian, Toer van Schyk en Hans van Manen, cineasten als Fons Rademakers en Bert Haanstra, schrijvers als Joost van den Vondel, Multatuli, Simon Vestdijk en Harry Mullisch, musici als Jan Pieterszoon Sweelink, Clemens non Papa (Jacob Clemens). De, hele stralende pleiade, bekend in de muziek geschiedenis onder de naam nederlandse school (Gilles Binchois, Guilaume Dufay, Johannes Ockeghem, Jacobus Obrecht, Henricus Isaac, Josquin des Pres, Adrian Willaert, Jacques Arcadelt, Cypriano da Rore, Orlando di Lasso). Zo’n land kan qua cultuur niet gereduceerd worden tot een enkele kunstvorm, hoe geniaal de exponenten daarvan ook hebben mogen zijn.

Ik heb lang geaarzeld over de titel van dit boek. Simpel en neutraal zou zijn het Hollandse indrukken te noemen. Of in de ware betekenis van het woord „ontdekkingstocht”, een hollandse ontdekkingstocht. Ik heb het opgegeven. Het zou te veel op een reisgids hebben geleken. Op het laatst koos ik voor Het paradoxale Holland. Maar waarom het paradoxale Holland of Nederland?

Het eerste antwoord hierop is: omdat Nederland een land van paradoxen, een eenheid van schijnbare tegenstellingen is, een evenwicht van tegengestelde stromingen.

Zelden vindt men op deze aarde a grotere verscheidenheid aan gebruiken, manier van leven, kledingdrachten, dansen, als in Nederland, een oppervlakte niet veel groter dan enkele roemeense provincies, gelijk aan een Euro-regio. Maar de verscheidenheid komt in antithese met de enorme eenheid in hoogte, het verschil tussen hoogste en laagste (beter gezegd diepste) punt is werkelijk minder dan 350 meter. Eenheid, maar geen monotomie, omdat je hier landschappen vindt van duinen tot zwarte vruchtbare gronden, van verstikkende zware gele klei tot moerasachtige venen, van schier oneindige tulpenvelden tot braakliggende velden om de natuur zelf te laten werken, van de ongelooflijke aglomeraties van Amsterdam en Rotterdam, alwaar de bevolkingsdichtheid de huizen lijkt te dwingen hun gevels te buigen, tot het groene hart van Holland, waar men nagenoeg niets bouwt.

Deze mensen, die zich niet haasten, maar die het hoogste rendement van de wereld hebben, kennen het verschijnsel van overbevolking, maar ontvangen nog steeds immigranten. Ze bewijzen hun eigen nationale taal eer, maar als omgangstalen accepteren ze engels, duits, spaans en frans. Ze vormen een volk dat vele keren onderdrukt werd en tirannie moest doorstaan, maar op hun beurt werden ze op een gegeven moment een grote koloniale macht. Deze zeer verfijnde mensen, die eenvoud betrachten en aan tradities hechten, bevinden zich op momenten van geniale ontwikkelingen in de voorhoede met innovaties, wetenschappelijke ontdekkingen of artistieke nieuwigheden. Deze paradoxale mensen verdienen een paradoxaal land. Omdat het van hen is. Omdat, in tegenstelling tot alle andere volken, zij hun eigen land hebben gemaakt.

Ergens, in Zwitserland, vertelde de adj. directrice van een Kamer van Koophandel me dat volken in de geschiedenis en in de herinnering van andere volken blijven, behalve door hun kunstwerken, die tot op zekere hoogte grensoverschrijdend zijn, door hun unieke produken, door hun patenten die niemand hen betwist. “Wij, zwitsers, hebben onze zwitserse messen, chocolade, koeienbellen en ………. het referendum.”

Ik denk, dat Nederland op een denkbeeldig heraldisch schild tulpen, klompen, windmolens, dijken, asperges, kazen, hollands linnen, kant, de geest van vrijheid en toelerantie en niet te vergeten de legende van de Vliegende Hollander zou kunnen afbeelden.

Hoeveel naties kunnen, bij een oordeel over de volkeren, met zoveel argumenten komen?

Wanneer iemand me de listige vraag zou stellen: “Welk land zou je kiezen voor een excursie, voor een vakantie, voor een cultuur-bad ?”, dan zou ik, denk ik, opnieuw Nederland kiezen. Zelfs al zou ik wat aarzelen vanwege Italie.

Nu aan het einde van mijn eerste ontmoeting met het paradoxale Nederland, moet ik opbiechten wat dit boek wel of niet is. Dit boek is geen reisgids. Het traject dat we afgelegd hebben volgde de logica van onze harten en minder dat van een toerist, die zich voorneemt een heel land in drie-vier dagen te kennen.

Dit boek is ook geen wetenschappelijk werk, zelfs al heeft het aan het eind een minimale bibliografie voor enige orientatie. Het ontbreekt aan harde gegevens van het laatste moment, sobere taal, evenwichtige academische toonzetting. Dit boek is geen, dan tot op beperkte hoogte, een reisjournaal, doch, wellicht meer een eenvoudig antwoord op de de nieuwsgierigheid opwekkende Notities…….. van Dinicu Golescu. Dit boek heeft ook twee toegegeven doelen, de wens van de auteur om lief geworden herinneringen te bewaren, die, bij het ontbreken van een boek, verloren zouden gaan tussen andere manuscripten. Ten tweede en meest belangrijke doel: Ik heb, als vrije burger komend uit Oost-Europa, de nederlanders mijn eerlijke opvattingen willen vertellen. Zonder vooroordelen en de vele vooroordelen, die zij over zichzelf hebben. Dit is ook de reden waarom dit boek vergezeld gaat van een nederlandse vertaling. Dit is ook het motief waarom in niet geschreven heb over sommige nederlandse feiten als: steden, musea, historische monumenten, die ik zelf niet direct persoonlijk heb gezien. Dit boek is ook geen album, hoewel het voldoende foto’s bevat. Maar deze foto’s zijn de bevroren metamorfosen van wat unieke momenten en zijn een absolute noodzakelijkheid voor het ideaal en de verhandeling van dit boek.

Dit boek wil een liefdesverhaal zijn voor een volk dat ik, hoe dan ook toevalligerwijs, heb leren kennen en waar ik intensief verliefd op ben geworden.

En, als ik op enige momenten, astraal of niet, erin geslaagd ben iets van de werkelijke nederlandse geest en de nederlander te vatten, dan verklaar ik me volkomen gelukkig.

Gelukkig als een nederlander………

 

 

 

Lucian Strochi           in Realitatea luni, 21 aprilie 2003

 

Nederlanders hebben oog voor details

 

Meneer Lucian Strochi, we weten dat u kortgeleden bent terug gekeerd van een reis naar de kusten van Europa, meer precies Nederland. Een reis waarbij u de gelegenheid hebt gehad een ongebruikelijk contact te hebben met de economische, sociale en niet te vergeten culturele werkelijkheden daar. Hoe ziet een roemeen Nederland in het mooie voorjaar?

Ja, inderdaad, gedurende twaalf dagen ben ik op reis geweest, die ik tenminste als cultureel beschouw, in het land van Van Gogh, Rembrandt, Vermeer, zoveel grote schilders en niet alleen dat.

Ik heb de gelegenheid gehad twaalf musea te bezoeken, waaronder de belangrijkste van Europa, heb de gelegenheid gehad met eigen ogen meer dan 2.500 schilderijen te zien van beroemde europese schilders van de XIV-e eeuw tot en met heden. Het is een kans die ik iedereen toewens.

Ik het wat begrepen van de buitengewone cultuur van dit land. Met slechts 16,3 miljoen inwoners, op een oppervlakte van enkele roemeense provincies, lijkt Nederland niet zo’n klein land als wij denken.

Hoe zou u in het kort het verschijnsel nederlandse cultuur willen benoemen?

Een zeer agressieve cultuur in de beste betekenis van het woord, die zich zeer bewust is van zijn patrimonium en zijn tradities en tegelijkertijd ultra-modern. Men zou kunnen zeggen – en dit kan ik illustreren met voorbeelden uit vele domeinen – dat Nederland degene is die op wereldniveau de toon aangeeft.

Ik heb de gelegenheid gehad, tamelijk zeldzaam voor ons, om in wat huizen van nederlanders te verblijven; heb deelgenomen aan huiselijke evenementen, dagelijkse, en heb kunnen vaststellen dat hun basis ideeen zeer verschillend zijn van de onze. Van de aspecten van het dagelijkse leven tot en met het begrijpen van het nut van belastingen en hetgeen men de staat verschuldigd is, om het zo maar eens te zeggen.

Een karakteristiek van het leven van de nederlanders, dat je ook in de kunst terug vindt, is de aandacht voor het detail, het precies zijn. De nederlandse meesters hebben die karakteristiek gecultiveerden ze zijn duidelijk aanwezig in de hedendaagse kunst. Ze zijn precies, maar tegelijkertijd libertijn en dit alles in de goede betekenis van het woord. Het is in dit kader niet te verwonderen dat in een groot museum, met een vooraanstaande reputatie met betrekking tot de nederlandse kunst uit de XV-e eeuw, je bijvoorbeeld geconfronteerd wordt met de helft van een cadaver, met alle details inclusief alle beharingen om vervolgens de andere helft bij de uitgang in een andere houding te vinden. Dit spel van absoluuut modern en een traditionele weergeving wordt zonder enige terughoudendheid beoefend. Ze ontweggen zich geen enkel experiment.

Een andere verrassing – ben ik overigens ook in andere delen van Europa tegen gekomen, maar hier meer gearticuleerd – is de aanwezigheid van beeldhouwwerken die subjecten weergeven die wij vernederend vinden: een smid, een vogel-verkoopster, een koe, een hond, wat schapen..….. Het zijn eerbare objecten op onverwachte plaatsen, die deel uitmaken van het artistieke patrimonium; symbolisch voor de ziel van een menselijke nederzetting. Het is een zeer geliefde kunstvorm; het zijn – voor ons wat onbegrijpelijk – in de open lucht tentoongestelde kunstwerken, op gebouwen vaak strijdend met de vergankelijke grafitti. Alles is toegestaan, maar iedereen houdt rekening ermee een ander niet te hinderen.

Dat is op een zekere manier een conditie voor vrijheid………

Welzeker. Ik kan u nog een voorbeeld geven, want wanneer we Nederland noemen denken we aan de expressie van sexuele vrijheden. In Utrecht, voor de ingang van een voorheen katholieke cathedraal, ernstig en beladen met alle zwaarte van het geloof, wordt op een plaquette de dood van een jonge sodomist uit de XVIII-e eeuw herdacht. Gedood door middel van wurging samen met nog zeventien jongeren voor wat we hedentendage sexuele perversie zouden kunnen noemen. De inscriptie op de plaquette luidt: “Zij stierven omdat ze niet de vrijheid hadden om te kiezen”. Tegelijkertijd maak ik de kanttekening dat ik in alle TV-programma’s geen erotische en/of sensuele scenes heb gezien, als die onze beeldschermen de laatste 12 jaar hebben uitgesleten! Dus, er bestaat een wellevendheid en een preoccupatie om zo min mogelijk ik het particuliere of sociale leven in te breken. Tegelijkertijd heb ik zogenoemde bank-employees en andere eerbare personen met een ringetje in neus of oren gezien.

Tja, het recht om te kiezen is niet zomaar een eenvoudige theorie…….

Voor de goede opletter. Voor wat betreft het beeld dat wij van dit land hebben, kan Nederland in wat gebruiken, die we aan hen toedichten, worden samengevat. Het land van de tulpen, laten we zeggen het land van de windmolens, het klompenland, kaasland………., maar buiten dit alles blijft het duidelijke feit dat de nederlanders datgene wat ze doen uitstekend doen. Een, dit keer geen cultureel, voorbeeld: van de ruim 16 miljoen inwoners werken slechts 4% in de land- en tuinbouw. Met de productie die ze realiseren bedienen ze niet alleen de nederlandse markt, maar ook die van Duitsland, Belgie, Frankrijk, Oostenrijk en andere landen. En wat te zeggen van – het bekende feit – dat Nederland de grootste exporteur van bloemen is. En werkelijk, hun bloemenmarkten zijn indrukwekkend. Maar ook is er een bloemenstand in elk benzinestation, van een eenvoudig viooltje tot en met een orchidee’en takje; en natuurlijk ook tulpen.

Er bestaat ook een indrukwekkende literaire honger. Ik heb de gelegenheid gehad in Rotterdam een enorme boekwinkel te bezoeken met zo’n 1.500.000 boeken, eigenzinnig gerangschikt naar cultuur, genre, e.d.

Is de prijs van nederlandse boeken te vergelijken met die van roemeense boeken?

Ik kan u een verbazingwekkend voorbeeld geven. In een museum heb ik dit boekwerk van Magritte gekocht met, zoals u ziet, indrukwekkende afmetingen, rijk geillustreerd en grafisch zeer goed uitgevoerd. Het kostte me 10 Euro. Bij ons had het minstens het drievoudige gekost en laten we het dan maar niet hebben over koopkracht. Maar het prijs-systeem is zeer interessant; als een boek bijvoorbeeld meer dan een jaar oud is, daalt de prijs onmiddellijk.

Bij ons, origineel zoals wij zijn, is dat net omgekeerd.

Precies, inflatie, ik weet niet waarom, maar de prijzen van boeken in de winkel worden vaak in de hoogte bijgesteld. De boekenmarkt in Nederland is zeer rijk en ik heb in alle nederlandse huizen serieuze boekwerken aangetroffen. De zogenoemde driestuiver-romans zijn nagenoeg onbekend in Nederland. Die literatuur heb ik nergens, dan aleen in onbetekende procenten, aangetroffen, terwijl bij ons die lichte lectuur bijna maatgevend is. Wat ook interessant is in vergelijking met ander landen, bijvoorbeeld Frankrijk, die continu boeken publiceren met politieke discussies, is dat dit genre de nederlanders weinig bezig houdt. Ze schijnen er eenvoudigweg niet in geinteresseerd te zijn.

Misschien wordt dit ook veroorzaakt door hun politieke stabiliteit.

Nederland is een koninkrijk, waarbij zoals bij andere monarchieen, het koningshuis een protocollaire rol heeft. Ze worden geen lof toegezwaaid, noch aangevallen, ze verheugen zich in de sympathie en zijn goed geintegreerd in het dagelijkse leven van de nederlanders.

Hoe functionneert het nederlandse culturele systeem?

In de eerste plaats moeten we de waarheid onder ogen zien. Zoals de nederlanders rondom het jaar 1000 zijn begonnen met het aanleggen van dijken en vanaf 1200 begonnen zijn dit systematisch te doen, zo heeft ook de nederlandse cultuur honderden jaren, waarin men zich heeft kunnen organiseren. Vervolgens moeten we ook niet vergeten dat Nederland een koloniale macht is geweest. Dankzij de handel en, laten we het ook maar zeggen de ijver van de mensen, is Nederland altijd een rijk land geweest. Er bestaat evenwel een paradox: de krachtigste nederlandse musea zijn particulier. We weten veel over de verzameling van het Rijksmuseum in Amsterdam. Welnu, nadat ik de grote particuliere musea heb gezien, leken me de staatsmusea wat eenvoudig. Het museum Kroller-Muller is, zo kan ik zeggen, een van de meest verfijnde musea die ik ooit heb gezien. En ik heb in mijn leven de kans gehad heel wat gerenommeerde musea te zien. Daar, naast de grote en algemeen bekende namen van de universele kunst heb ik ook Brancusi ontdekt in een speciaal ontworpen en georganiseerde afdeling. Alles bijeen genomen geloof ik niet dat daar – buiten de mooiste nederlandse kunst – ook maar een belangrijke impressionist, post-impressionist of welke andere vertegenwoordiger van andere europese stromingen wordt gemist. En dan spreek ik nog niet over het feit dat men daar 48 werken van Van Gogh in bezit heeft, terwijl er in Amsterdam een Van Gogh museum bestaat.

 

 

 

 

Lucian Strochi           Realitatea    miercuri, 30 aprilie 2003

 

De windmolens zijn zo ongeveer verdwenen…………

 

. Ik heb u in het museum gelaten en wil dit tweede deel van het interview daar beginnen. Echter niet nadat u ons in enkele woorden uitlegt hoe u deze lente aan de vlaams-nederlandse kusten bent aangeland……

. Het was een vakantiereis voor eigen rekening, maar meer dan de helft van alle informatie, van alles wat ik heb gezien, gevoeld en intens heb beleefd, ben ik verschuldigd aan mijn vrienden Henk en Rodica Schrevel, die deze reis mogelijk hebben gemaakt. Van vervoer tot logies en, wat nog belangrijker is, ze hebben mijn verblijf doordacht en logisch voor me georganiseerd. Waarschijnlijk zal dit bezoek uitmonden in een boek en Henk heeft op zich genomen dat in het nederlands te vertalen. In deze gunstige omstandigheden heb ik alle aspecten van het nederlandse leven leren kennen. Ik heb ziekenhuizen, fabrieken, havens, families en, vanzelfsprekend, musea bezocht.

. Laten we daar weer terugkeren.

. Omdat we spreken over een culturele strategie kan dit getest worden op het moment dat we zien hoe men een manifestatie organiseert ter gelegenheid van een herdenking. Dit jaar is het 150 jaar geleden dat de grote Vincent van Gogh werd geboren en ik kan u zeggen dat heel Nederland dit viert; ieder op zijn manier en naar zijn eigen mogelijkheden. Van een ringetje of hangertje tot T-shirts bedrukt met de meest beroemde schilderijen van de schilder; van bedrukte plastic zakken tot folders in alle internationale talen en, vanzelfsprekend, het museum waar alle details van de evolutie van de schilder worden uitgewerkt; met vergelijkende illustraties, met foto’s, details…… Vanuit een materialistisch oogpunt, gelet op hun koopkracht, komen me de entrée-prijzen van zes tot twaalf Euro per persoon symbolisch voor. Bovendien is het museum buitengewoon strak en eigenzinnig georganiseerd, Er is de mogelijkheid de uitleg via een koptelefoon te beluisteren, interactief deel te nemen aan de hele geest van de tentoonstelling. In het Kroller-Moller museum werd ik zelfs uitgenodigd om te schilderen; me op de een of andere manier plastisch uit te drukken. Men geeft je kleuren en papier en daarna, via een centrifuge, bereik je bepaalde effecten en je “werk” wordt gedurende een dag tentoongesteld en wordt deel van het bestaande, maar tijdelijke, patrimonium van het museum. En er waren velen die hieraan deelnamen.

. Hoe zijn deze musea erin geslaagd zoveel werken in huis te hebben?

. Ja, waarlijk, denk eens aan Bosch, Breughel, Van Eyck, Pieter Mondriaan, elk werk zou een ander museum in de wereld welkom zijn en vertegenwoordigt fundamentele elementen van het patrimonium van de mensheid. Zowel in het Van Gogh als het Kroller-Muller museum wordt naast de tentoongestelde schilderijen uitleg en toelichting gegeven over hun geschiedenis. Er wordt ook aangegeven in welk jaar het werk werd aangeschaft en de prijs die ervoor werd betaald. Zeer interessant want deze politiek van verzamelaars en musea-eigenaars om geld, dat ze ongetwijfeld hadden, in kunstwerken te investeren is iets om jaloers op te zijn. Het merendeel van deze collecties werd in een periode van 15 tot 20 jaar verzameld op de grens tussen de XIX-e en de XX-e eeuw met prijzen die varieerden tussen 230 francs en enkele tienduizenden dollars, terwijl hedentendage de grote veilinghuizen de waarde deze werken op miljoenen dollars taxeren.

Een hele afdeling van het amsterdamse Van Gogh museum noemt zich zelfs het imaginaire museum Van Gogh. In het begin begreep ik niet goed waarvan sprake was. Welnu ik ben binnen gegaan en ik heb alle mogelijke verbindingen tussen de beroemde artiest en anderen gezien en hoe deze elkaar over en weer beinvloed hebben. Pointilisme, een zeker realisme of welke andere stroming die men in de werken van Van Gogh kan terug vinden. Zeker er waren ook verfijnde ervaringen bijvoorbeeld hoe men een palet opent en of sluit; zeer serieuze analyses met betrekking tot representatieve schilderijen. De ontmoeting met de meesterwerken geeft natuurlijk emoties. “De zonnebloemen” of de “cypressen” te zien, geeft een krachtige schok. Ik heb meer dan 300 schilderijen gezien. Zij hebben de moed een beroemde meester te exposeren, becommentarieerd, gerespecteerd, wijzend op enige onhandigheden of tekortkomingen of op de invloeden die herkend kunnen worden.

Neem, bijvoorbeeld, het Rijksmuseum, dat zijn bestaan rechtvaardigd met vele meesterwerken van Rembrandt. Maar, heel interessant, Rembrandt wordt vaak tentoongesteld of met artiesten uit zijn tijd – zelfs nederlanders minder bekend – of samen met anderen, die andere stromingen vertegenwoordigen. Natuurlijk, de “nachtwacht” heeft een speciale plaats net als andere werken, maar verwonderlijk genoeg was het grootste gedrang rondom de werken van Vermeer.

En nu wil ik iets benadrukken dat mij heeft beindrukt, zelfs al doen sommigen zoiets ook bij ons. Alleen daar wordt het veel serieuzer genomen en zie je dat de mensen echt met dit facet gepreoccupeerd zijn. In alle musea trof ik groepen kinderen, leerlingen, die al werkend aan schilderingen praktijk deden.

. Op welke manier?

. Ze hadden enige speciale schriften, die bij de ingang gekocht konden worden en ik geef u een voorbeeld: op een bladzijde was, laten we zeggen, een kleurenreproductie van een werk van Rembrandt. Hen werd gevraagd de juiste kleurnuance te vinden voor een vierkantje dat in de afbeelding werd gemist. In een ander deel werden wat lijnen gemist, die men met inachtneming van de stijl van het schilderij werd verzocht in te vullen. Er werd dus gevraagd naar: precisie, gevoel voor compositie, aandacht voor het detail, gevoel voor chromatiek. En ze gaan zover tot het creeren van een schilderij in dezelfde stijl of juist de artiest tegensprekend.

Of, in een ander museum ontmoette ik een artiest, die als gevolg van het feit dat hij een concours, georganiseerd door het museum, had gewonnen het recht verkregen had op een eigen zaal. Hij werkte daar echt aan de doeken, die later tentoongesteld zouden worden.

Een plezierige verrassing was het de artiest Veron Urdarianu uit Boekarest , die in het museum voor hedendaagse kunst te Amsterdam exposeerde, aldaar te ontmoeten.

Men kan zeggen dat men de echte plastische kunst in de straten van alle steden kan tegenkomen. Het is een spel van lijnen, van chromatiek, van de manier waarop men de natuur beschouwt, hoe men met haar in contact komt. In Nederland is de natuur, vanzelfsprekend, een gevolg van architectuur, het is een geconstrueerde natuur. Het is ons moeilijk voor te stellen hoe zij de watertoevoer van elke rivier, elk kanaal, van elke plaats in het land en zelfs vanuit de buurlanden beheersen. Het is moeilijk in te denken hoe deze mensen erin geslaagd zijn op vreedzame wijze bruikbaar land te winnen, strijdend met een krachtige tegenstander: de zee. Sinds 1953, toen er een desastreuze watersnood was, hebben de nederlanders geen gevecht tegen het water meer verloren. In deze strijd, met spectaculaire aspecten, is alles buitengewoon goed georganiseerd en gedirigeerd.

. U zei eerder dat de nederlanders geld hebben. Welke invloed heeft dat op het subsidieren van cultuur-uitingen?

. Zeker, de staat investeert zeer veel in culturele programma’s. Gelijk overal, net als bij ons, valt het accent op programma’s. Hun economische kracht stelt hen in staat wekelijks in de grotere steden evenementen van een internationaal karakter te organiseren. Als voorbeeld: juist nu was er in Amsterdam een muzikaal programma met de grootste violisten van dit moment uit de hele wereld. Er was een theater-festival. De nederlanders hebben op een verstandige wijze de culturele en economische initiatieven verdeeld. Ze zeggen: Rotterdam produceeert en Amsterdam consumeert. In de kunst is Rotterdam zeer sterk in grafische kunst en fotografie; Amsterdam is sterk in theater en muziek. Maar ook Den Haag en andere grotere steden zijn verbonden met bepaalde activiteiten. Zij zijn niet van opvatting dat een stad, hoe groot ook, de enige kan zijn die zich op kunst richt.

Aan de andere kant wil ik zeggen dat het particulier initiatief bij hen zeer sterk is ontwikkeld.In een Hanzestad zag ik in drie straten met meer dan veertig particuliere kunstgalerieen; waar absoluut van alles te krijgen was: van klassieke schilderijen tot die van hedendaagse kunstenaars. De prijzen leken me meer dan redelijk: tussen 220 en 2.500 Euro.

Er wordt in Nederland veel geschilderd tot op straat toe. Ze geven publieke demonstraties en in alle mogelijke technieken. Buiten dat en vanuit een andere invalshoek, want we spraken over een embleem dat Nederland het best kan typeren: tussen ons gezegd en gezwegen, de windmolens zijn zo ongeveer verdwenen………